“Tsjongejonge.” Ik was op het voeteneind van mijn bed gezakt en keek naar mijn kledingkast. “Wat een overdaad. Daar kan je een derdewereldland mee aankleden,” dacht ik hardop. “Ga jij je kast maar eens uitmesten”, had mijn vrouw geroepen, toen ik neuspeuterend door het huis liep. Nou is opruimen nooit mijn sterkste kant geweest en het wegdoen van kleding vind ik sowieso niks, want je weet maar nooit of het weer in de mode komt. Pakweg anderhalf uur en vier vuilniszakken later, daalde ik de trap af in een blauw-groen geruite bandplooibroek met bijpassend poloshirt en vest. Het ideale camouflagepak voor ‘t Benoordenhout. Met de air van een volleerd ‘dressman’ banjerde ik de keuken in en vroeg: “Kan dit nog…?” “Tuurlijk Frans”, antwoordde mijn vrouw. “Nee, zonder dolle, kan ik hier nog mee over straat?” “Als je voor lul wilt lopen, kan het nog makkelijk. Maar even heel wat anders Lord Zeepsop, als we nog wat willen eten met de Kerst moeten we opschieten, want over een uur gaat Appie dicht. Hou die outfit maar aan, maar doe er wel een lange regenjas er overheen.” “Come gather ’round people, wherever you roam,” klonk het rauw uit de keel van de gitarist, die bij de ingang van Appie probeerde een maaltje bij elkaar te tokkelen. Zonder succes overigens, gezien de inhoud van zijn lege gitaarkoffer. “Nee rottig, het gaat slecht in Nederland!” murmelde ik, terwijl ik probeerde een boodschappenkar te bemachtigen. “Hé balletje! Karretje kopen”, klonk het achter me. Het was het onmiskenbare geluid van m’n achterbuurman. “Jezus man, wat zie jij d’r uit! Naar een reünie van de ambachtschool geweest?” “Nou nee, ik heb vanmiddag mijn kast opgeruimd en volgens mijn vrouw kon het nog best,” loog ik. Terwijl ik met de buurman stond te kakelen, was mijn vrouw reeds de winkel door gesjeesd. Bij de kassa rekende ze zowaar zelf af, wat mij verbaasde, want dat doet ze nooit als ik er bij ben. Uit een soort automatisme ging mijn hand naar m’n broekzak op zoek naar mijn portemonnee. Die er natuurlijk niet in zat, want die zat nog in mijn andere broek. Gek genoeg zat er wel een briefje in. “Kijk nou eens wat ik vind,” zei ik tegen mijn vrouw en liet haar triomfantelijk een briefje van vijftig zien. “Maar goed dat ik deze broek niet in de zak van Max heb gestopt.” “Weet je wat”, zei ze, “gooi het buiten maar in de koffer van die muzikant, wij kunnen het best missen en dan heeft hij ook wat extra’s voor de Kerst.” Toen we even later onze inkopen in de fietstassen deden, hoorde ik de gitarist luid en met krachtige stem zingen: “And the times they are a-changin.”
©Frans de Leef
september 2016
Tussen 2015 en 2020 schreef Frans de Leef voor de KonkreetNieuws precies 21 columns over een schat aan onderwerpen. Van ‘Ovonde’ tot ‘Kouwe Kak’, van ‘Loksen’ tot ‘Haagse Bluf’. Frans eindigde zijn bijdrage aan KonkreetNieuws met ‘Krimp’, over de gestage teloorgang van het mannelijk geslacht. Zijn columns waren altijd goed voor minstens een glimlach en vaak een schaterlach. We bedanken Frans voor al zijn humorvolle columns. We missen ze nu al!
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.