Vele Hagenaars zijn de laatste jaren aangewezen op een voedselbank. Die staan er in onze wijk niet maar de Gaslaan was zowel in de Eerste als Tweede Wereldoorlog een belangrijk punt als het ging om het maken en verspreiden van warme maaltijden voor vele Hagenaars.
Voorbereidingen 1938-1940.
Per 1 januari 1936 nam de gemeente de Centrale Keuken (CK) aan de Pletterijstraat over van de vereniging Schoolkindervoeding. Vanaf die tijd zorgde de gemeente voor de kosteloze voeding voor behoeftige kinderen. In dat jaar werden er zo ruim 1.2 miljoen maaltijden verstrekt.
Naast deze structurele hulp aan kinderen kwam er incidenteel ook voedsel beschikbaar voor volwassenen. Zo liet de gemeente op 22 december 1938 5.000 liter snert aanrukken die in de gymnastiekzaal van de Bewaarschool aan de Gaslaan 80 werd uitgeserveerd tegen het bescheiden bedrag van 5ct per portie. In de strenge wintermaanden van januari en februari 1940 besloot B&W tot het langdurig uitdelen van voedsel voor armlastige Hagenaars. In de Gaslaan werd er op grote schaal soep, hutspot en stamppot geserveerd.
Installatie van een CK aan de Gaslaan
Enkele maanden na de inval van de Duitsers in 1940 besloot de landelijke overheid om op veel plekken in Nederland CK’s op te zetten. De plannen hiervoor waren al enige tijd gereed want vanaf 1937 was er door de Nederlandse regering besloten tot het oprichten het Rijksbureau Voedselvoorziening in Oorlogstijd met het oog op de dreigende voedselschaarste als er een oorlog zou uitbreken. De leiding berustte bij ir. Stephan Louwens (1889-1953) wiens kantoor op het Lange Voorhout 11 zat. Al in juni 1940 werden door zijn dienst plannen gemaakt hoe die CK’s op te zetten. Het doel was zo goedkoop mogelijk gebruik te maken van brandstoffen en levensmiddelen. Dit zou moeten gebeuren door grote ketels voedsel te laten stomen. Men maakte hierbij gebruik van de laatste inzichten in de voedingsleer zoals gebruik van vitaminen en voedingszouten. Op 12 November 1940 werd op basis van die inzichten de eerste CK in Nederland als proef geopend in Rotterdam aan het Grote Visserijplein. De belangstelling daar bleek zo groot dat Voedselvoorziening snel opschaalde naar 50 landelijke locaties.
Den Haag had als eerste zorg om de duizenden Rotterdamse vluchtelingen in de stad te voorzien van voedsel. Dat eten kwam uit keukens in de Pletterijstraat, het Ziekenhuis aan de Zuidwal en van de St. Vincentius-stichting. Toen de situatie van de Rotterdamse vluchtelingen gestabiliseerd was kwamen de plannen los. De eerste aankondiging van de Haagse CK’s was op 9 november 1940. Als locaties werden genoemd de Van Boecopstraat, tegenover de Electriciteitsfabriek, een nog te benoemen locatie in Scheveningen en aan de Slachthuiskade. De eis was om dicht bij een GEB-installatie te zitten vanwege de zware stoomketels. De Boecopstraat werd in de latere plannen ingeruild voor de Constant de Rebequestraat. Het gemeentebestuur rekende toen op 25-30 duizend porties per dag. Een mogelijke 4e keuken in Bohemen werd ook voorzien maar werd nooit gebouwd. De bouw van drie centrale keukens begon uiteindelijk op 9 december 1940. De Scheveningse locatie werd de Dr. Lelykade (richting Schokkerweg), de Gaslaan werd als nieuwe locatie aangewezen en de Slachthuiskade.
Standaard keuken
Voor de bouw van de CK aan de Gaslaan werd gekozen voor het speelterrein achter de bewaarschool aan de Gaslaan 80. Dat was eigendom van de gemeentelijke dienst Stichting Haagse Sport- en speelterreinen. Het pand kreeg nummer 74 als adres. De gemeente had bij de bouw en aanbesteding van de CK vrijwel geen rol. Initiatiefnemer Rijksdienst Voedselvoorziening deed bij de bouw, zoals op zeer veel plaatsen in het land, een beroep op het ingenieursbureau Dwars, Heederik en Verhey (DHV) uit Amersfoort. Binnen het bureau was Bastiaan Verhey de ontwerper van het standaard keukengebouw. De keukens kregen de bijnaam Rijksfabriekskeuken. De tekeningen van DHV voor de Gaslaan waren op 14 november 1940 gereed. Het gebouw, opgebouwd uit kalkzandsteen, was 22 meter lang en 16 meter breed en had een betonnen dak. De uitstraling was zeer sober. Het bevatte een vleeshouwerij en 6 grote stoomketels met een capaciteit van 500 liter. De Gaslaan was de grootste CK in de stad en kon 6000 liter per dag kon leveren door een dubbele dienst per dag te draaien. J. van Rossum was de aannemer van het werk voor het bescheiden bedrag van fl. 16.700. Het bedrijf uit Loosduinen had eerder in 1917 de gemeentelijke CK, iets verderop in de Gaslaan, gebouwd.
Centraal binnen de CK waren de door prof. ir. M.F. Visser van de Landbouwhogeschool Wageningen speciale, nieuw ontworpen ketels. Hier werd het voedsel om zoveel mogelijk voedingsstoffen te behouden, gaar gestoomd, voor de bereiding van soep en stamppot. Dat was voor die tijd een nieuwe bereidingsmethode. De porties waren aanvankelijk zeer ruim bemeten met 1,2 liter en het opeten ervan gebeurde thuis en in de fabriek. De 6 ketels aan de Gaslaan werden geleverd door N.V. Machinefabriek J & H.W. van der Ploeg uit Apeldoorn.
Na de testfase in maart 1941 werden de CK’s vrijgegeven voor productie. In Den Haag werd het voedsel op de 3 locaties zelf en via 17 uitdeelposten verdeeld. Voedselvoorziening dekte 75% van het exploitatietekort, de gemeente droeg 25% bij in de exploitatie en was verantwoordelijk voor het personeelsbeleid en de uitdeelposten.
Opening 2 april 1941
Louwes en andere hoge ambtenaren van Voedselvoorziening waren van de partij bij de opening van de CK aan de Gaslaan op 2 april 1941. Namens de gemeente Den Haag waren vervangend burgemeester Cornelis van der Bilt en de wethouder Sociale Zaken, Lambert Buurman aanwezig. De pers was massaal uitgerukt, inclusief de makers van het filmjournaal van Profilti voor in de bioscoop. Zij legden vast hoe de heren een portie soep naar binnen lepelden. Ofschoon er al heel wat CK’s in bedrijf waren was deze dag het officieel begin van het Instituut der Centrale Keukens in Nederland.
Militairen als werknemers
De eerste directeur van de CK’s in Den Haag werd Bate Peereboom. Zijn kantoor zat in de Copernicusstraat 159-161, de huidige De Elout-school. In dat gebouw zat ook de gemeentelijke dienst Militaire Zaken. Peereboom maakte afspraken met Maatschappelijk Hulpbetoon (Sociale Zaken) over de bonkaarten en de klanten van de CK die kosteloos konden eten. Men was niet heel kritisch bij de selectie van de klanten. Porties tegen 13 cent in een meegebrachte pan waren er in principe voor eenieder. ‘Het is aan elke huisvrouw of zij er gebruik van maakt’. Peereboom was als beroepsmilitair kapitein-intendant bij het 1e legerkorps geweest gedurende de Duitse inval. Na de capitulatie werkte hij bij de Opbouwdienst waarna zijn directeurschap begon op 3 februari 1941. Peereboom huurde voor zijn keukens voornamelijk militairen in met oorlogsletsel. Mensen die op wachtgeld stonden zoals oorlogsinvaliden hadden bij hem voorrang.
Vanaf de eerste dag bleek de belangstelling groot. April 1941 waren er reeds 10.000 klanten per dag voor de Haagse keukens en waren er al 100 mensen in dienst. Peereboom vroeg Louwes al snel om uitbreiding van twee extra keukens van 6000 liter. Het gevolg van de drukte was overbelasting van de keukenploeg in de Gaslaan. Naast productiebedrijf vond hier ook de uitdeling vanaf 12 uur in de middag aan de achterkant en voorkant van het gebouw plaats en het was altijd een drukte van belang. Alleen op zondag was er rust. De menu’s, samengesteld door de Nationale Voedingsraad, waren voedzaam maar voorspelbaar. Het weekmenu bestond in 1914 uit Hutspot, Andijviestamppot, Bietenstamppot, Aardappelsoep, Zuurkoolstamppot, rode kool stamppot en snert. Enkele stampotten bevatten snippers vlees. Veel variatie zou er niet volgen.
Het bereiden, verkopen, administreren en verspreiden van grote hoeveelheden deugdelijk voedsel bleek complex. Er werd eten door het personeel meegenomen, zaken besteld zonder toestemming en vaak liet de kwaliteit van het voedsel te wensen over. Peereboom was genoodzaakt falende medewerkers te ontslaan. Uiteindelijk kwam er een commissie van onderzoek, ingesteld door de gemeente, naar aanleiding van de klachten. Uit het onderzoek, dat werd uitgevoerd door drie topambtenaren, bleek er veel mis. Zo werd het eten van de Gaslaan “voor een groot gedeelte geweigerd” door de arbeiders van Van der Heem, de bekende radioproducent in de Binckhorst. De commissie stelde vast dat er te veel ex-militairen in dienst waren die elkaar afdekten. Peereboom werd als zondebok aangewezen en Louwes wilde hem wegwerken. Hij schreef op 5 mei 1942 van der Bilt aan om Peereboom te ontslaan. Een ontslagprocedure was echter niet nodig want Peereboom werd onverwacht geïnterneerd met andere oud-officieren omdat de Wehrmachtleiding van mening was dat er nogal wat officieren in het verzet bezig waren. Uiteindelijk belandde Peereboom in de militaire gevangenkampen bij Neurenberg-Langswasser en bij Lviv in de Oekraïne. Na verschillende ziekenhuisopnamen, vanwege zenuwinzinkingen, keert Peereboom in november 1942 terug naar Den Haag maar het werd geen happy end. Hij stierf nog voor de bevrijding in december 1944.
Voor zijn opvolger zocht Louwes een ‘buitengewoon krachtige figuur’. Zijn bureau kwam zelf met een reeks namen maar de NSB-burgemeester Westra besliste anders en kwam in september 1942 uit bij Johan van Münching. Deze man kwam uit een ondernemersgeslacht uit Harderwijk. Het lokale hotel Marktzicht moest daar onder zijn leiding faillissement aanvragen in 1935 en Van Münching vertrok naar de Belgische kust om in het Grand Hotel des Bains in Blankenberghe als chef van de receptie aan de slag te gaan. Van Münching verhuisde begin mei 1943 met zijn kantoor van de Copernicusstraat naar de Ieplaan 85a. De nieuwe directeur werd goed betaald voor zijn diensten en had de luxe dat hij een Ford cabrio limousine bij de Ford-dealer op de Hogewal kon huren voor fl 100 per maand.
Een van zijn eerste taken was om de hoognodige uitbreiding in de Gaslaan te regelen. De bouwtekeningen van DHV hiervoor kwamen eind september 1942 gereed. Het duurde tot januari 1943 voordat de uitbreiding in gebruik kon worden genomen. De uitbreiding van het bestaande gebouw was 22 meter lang en 16 meter breed en bevatte groenteschoonmaakruimten, kookpotten, bergplaatsen, een kantine, douches en toiletruimten. De kosten waren fl. 38.000. De goedkeuring van Johannes Ringers, de Algemeen Gemachtigde voor de wederopbouw en bouwnijverheid, was ditmaal nodig in een tijd dat er algemene bouwstop was. De capaciteit van de CK in de Gaslaan werd door de uitbreiding 7.200 liter per dag, goed voor 11.000 porties per dag. De porties werden wel tot groot ongenoegen van het publiek in de loop van 1943 drastisch teruggebracht tot slechts 0.5 liter per persoon.
Afgezien van die rantsoenering liep de aanvoer van voedsel tot de herfst van 1944 nog naar behoren. Wel werd er meer ingemaakte groenten bereid, de aanvoer van verse groenten was af en toe lastig. Er werd in 1943 inmiddels meer geproduceerd voor fabrieksarbeiders, ruim 2,2 miljoen liter, als voor burgers, ruim 2 miljoen liter. Ook ondersteunde de CK de Winterhulp (een aan de NSB verbonden organisatie) met eenpansmaaltijden. Het transport naar de uitdeelposten werd wel steeds lastiger vanwege het voedsel en de verzorging van de paarden. Het aantal uitdeelposten werd tot 70 opgevoerd waaronder ook die in de De Gheinstraat 51 en bij Zwembad de Regentes.
Duitse standpunten
De Duitse autoriteiten zagen de CK eerst als noodzakelijke hulp voor zieken, ouden van dagen en alleenstaanden. De exploitatie zou idealiter moeten gebeuren door de Nederlandse Volksdienst, opgericht op initiatief en met hulp van de Duitse bezetter. Het ging de bezetters hierbij om de nazificering van het maatschappelijk werk in Nederland. Maar heel druk leek men zich niet te maken over de rol van Voedselvoorziening die de regie voerde. Wel drong men aan om de CK naast de sociale functie te zien als instrument die arbeiders moesten voeden. Arbeiders die werden ingezet bij producten voor de Duitse industrie en zij die werden ingezet voor de Atklantikwall.
De leiding van de CK’s kregen naarmate de oorlog vorderde problemen om de mannen tussen de 18-35 jaar op het werk te houden. Er werden mannen naar Duitsland gestuurd in het kader van de Arbeitseinsatz en vacatures waren lastig op te vullen. Maar het personeel kreeg nogal wat vrijstellingstempels en er werden zelfs mannen teruggestuurd vanuit Duitsland. In de verwoestende laatste maanden van de oorlog stelden de Duitsers voor dat alleen vrouwen de keukens moesten bemensen maar uiteindelijk besloot SS-Oberfuhrer Hans Fischböck, Generalkommissar fur Finanz und wirtschaft, dat veel van deze deze arbeid te zwaar was voor vrouwen en zij alleen in bepaalde onderdelen in de keukens ingezet konden worden. Wel werden vanaf eind 1944 wagens van de CK gevorderd door Wehrmachtskommandatur wat de distributie ernstig bemoeilijkte
De Hongerwinter
Het westen van Nederland werd door de spoorwegstaking in de herfst van 1944 en de hierop volgende represailles van de Duitsers afgesloten. De aanvoer van eten werd problematisch er was geen gas meer sinds oktober 1944. De hongerwinter diende zich aan. Den Haag ging langzaam over in de overlevingsstand. Vanaf eind 1944 kwam het eten alleen nog uit de directe omgeving. Hagenaars trokken massaal naar het Westland en verder om aan groente en fruit te komen. Louwes besloot dat CK’s grootschalig moeten worden ingezet als redmiddel voor de gehele burgerbevolking. Vanaf december 1944 werd duidelijk dat het grootste deel van de Haagse bevolking was aangewezen op de CK’s om te overleven (CITAAT LOUWES). Het belangrijkste onderdeel van de stamppoten werden suikerbieten en tulpenbollen. Die bollen werden snel verwerkt want ze mochten niet uitlopen. “Geschilde aardappelen hebben een calorische waarde van 90, tulpenbollen van 158. Deze laatsten zijn dus uitstekende voeding”, stelde de Voedingsraad. Gezien alle moeilijkheden bleven de CK’s volop in bedrijf. Volgens ir M.J.L. Dols van Voedselvoorziening werden er in Den Haag vlak voor de bevrijding voor 200.000 Hagenaars porties voedsel uitgedeeld. Maart 1945 was er een inventarisatie in de Gaslaan door Rijksbureau Voedselvoorziening. Men trof er 29.000 kilo aardappelen, 4400 kilo peen, 8300 kilo rode bieten en ruim 700 kilo zoute andijvie aan. In het voorjaar van 1945 trad er enige verlichting op voor de uitgehongerde bevolking door leveringen van het Zweedse Rode Kruis, voornamelijk erwten en gedroogde groenten. Vanaf april 1945 werden door voedseldroppings door de geallieerden, onder de naam Operatie Manna, voedsel bezorgd. Duizenden Hagenaars werden hiermee in hun ergste nood geholpen. Laagvliegende vliegtuigen wierpen thee, margarine, eieren in poedervorm en bonen af. Voor velen was het niet voldoende om te overleven. Er stierven 2.100 Hagenaars in het laatste half jaar van de oorlog.
Het einde van de CK
Na de bevrijding werd de CK, net als in WO I, heel snel afgebouwd. Dat gebeurde al op 1 november 1945 nadat het college, onder leiding van de teruggekeerde burgemeester R. De Monchy had besloten dat de taken naar Gemeentelijke dienst van Schoolkinderzorg konden worden overgebracht. Andere vormen van goedkope voedselverstrekking werden door minister W. Drees van Sociale Zaken opgezet.
Het gebouw aan de Gaslaan 74 ging al in oktober 1946 over naar de gemeentelijke plantsoenendienst. Het zou jarenlang dienen als opslag, werkplaats en kantine. Het gebouw is alweer jaren geleden gesloopt. Op de plaats staat sinds 2017 de hindoetempel van de Stichting Shri Sanatan Dharm Dew Mandir
Reageren? justdeleeuwe@yahoo.com
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.