De meeste mensen kennen hem als Jos, ook wel de ‘kapitein van de Firat’. Hij begon in 1989 met zijn broer Kerim een klein winkeltje in de Weimarstraat. Dat groeide later uit tot de supermarkt die het nu is. Op bezoek bij de man die langzaam afscheid probeert te nemen, maar eigenlijk niet kan stoppen.
Moeilijkste tijd
“Mijn vader en oom trokken in de jaren ’70 naar Nederland om te werken in de kassen. Ze waren gastarbeiders, net als alle andere mannen uit ons dorp in Oost-Anatolië. Later volgden mijn moeder, mijn vier broers, twee zussen en ik. Wat begon met twee broers is inmiddels een hele groep. Er zijn 150 Sorgucu’s in Nederland en Engeland. Allemaal familie, we hebben een unieke achternaam.
Zelf was ik 14 toen ik in Nederland aankwam. Ik sprak de taal niet en ging niet naar school. Nederlands leerde ik zelf, met cassettebandjes. Als mijn moeder in de buurt was, verstopte ik de recorder snel. Zij vond het allemaal gedoe, een andere taal leren. Als ik nu terugkijk, was dat de moeilijkste tijd: geen school, geen vrienden, alleen werken. Eerst in de kassen, daarna bij een bakkerij bij de Haagse markt. Toen de bakker van de klanten te horen kreeg dat mijn krentenbollen beter waren – niet te licht, niet verbrand – mocht ik op mijn zeventiende de bakkerij runnen. Na vijf jaar stapte ik over naar de PTT, post sorteren op de Waldorpstraat. 22 jaar lang heb ik avonddiensten gedraaid, ook toen we de Firat al hadden.”
Eufraat
“Kerim en ik kozen voor de naam Firat, niet Sorgucu. In het Koerdisch betekent Firat ‘de rivier’, de Eufraat. Vanaf de opening in 1989 wilden we een winkel voor iedereen. Dus verkochten we ook zware shag van Van Nelle en Hak appelmoes. Het begon met een klein winkeltje van 30 m2. Eerst verkochten we schapenvlees, maar dat vonden onze Nederlandse klanten taai en stinken. Dus werd het lam. Na een jaar ploeteren ging de zaak gelukkig lopen. Telkens breidden we de zaak een stukje uit.
Voor mijn vader, die na het zware werk in de kassen in de WAO belandde, werd de Firat een tweede thuis. Hij maakte graag een praatje met de vaste klanten. Hij heeft – en dat vind ik knap – zich nooit bemoeid met hoe wij de zaak runden. Helaas gaat zijn gezondheid nu achteruit en kan hij niet meer komen. Hij vraagt natuurlijk wel elke dag hoe het gaat. Hij woont bij ons thuis, net als mijn vier kinderen, in de Ampèrestraat. Daar wonen we al die jaren. En daar blijven we ook. Want hier ligt mijn hart, in de mooiste buurt van Den Haag.”
“Ik doe dat vanuit een diep gevoel dat je je medemens moet helpen”
Klagen over de straat
“Met de jaren groeide het succes van de supermarkt. Inmiddels zijn we drie verbouwingen verder en werken er vier broers en drie neven. Ik heb de buurt zien veranderen, ik mis de kleine winkeltjes van vroeger en het contact dat we als winkeliers onderling hadden. Maar vergis je niet: ook toen klaagden we al over de Weimarstraat. Er zaten net als nu dubieuze cafés. Vrienden en familie zeiden toen al: zou je daar nou wel een zaak beginnen?
Als ik morgen opnieuw zou moeten beginnen, zou dat weer een supermarkt zijn en weer in de Weimarstraat. Natuurlijk heb ik hard moeten werken, zeker met al die jaren overdag de winkel en ’s avonds post sorteren. Maar ik heb daardoor mijn kinderen kunnen geven wat ik zelf niet had: een goede studie en een baan die past bij je opleiding. Eentje is docent aan het Mondriaan, de ander doktersassistent, de derde is psycholoog en de vierde marketeer. Daar ben ik trots op.”
Mumsema
“Na de opvoeding en studie van de kinderen zijn we de wereld gaan ontdekken: Dubai, Egypte, steden als Parijs. Dan moet ik altijd net zo lang door de stad dwalen tot ik die een beetje begrijp. Nog steeds reis ik veel. Nu niet meer voor onszelf, maar voor anderen. Met onze stichting Mumsema – dat zoveel betekent als ‘verlichting bieden’ – slaan we waterputten en delen we voedselpakketten uit, in Tsjaad, Niger en Gaza. Wij zijn er voor alle mensen die het slecht hebben, niet alleen voor de moslimgemeenschap. Ook bij de aardbevingen in Oost-Turkije, Syrië en Marokko proberen we te helpen. We gaan er zelf heen en kijken wat er nodig is. Meestal is er voldoende kleding, dan zorgen we voor benzine, zeep of olie.
Ik doe dat vanuit een diep gevoel dat je je medemens moet helpen als je dat kan. Waar dat vandaan komt? Uit mijn opvoeding, uit mijn cultuur en uit mijn geloof. Het is iets tussen God en mij. Het mooie is dat mijn hele familie meehelpt. We kijken nu wat we in Afghanistan kunnen doen. Alle hulporganisaties zijn daar weg, maar de hulp is nog steeds nodig.”
“Als ik morgen opnieuw begin, is dat weer een supermarkt en weer in de Weimarstraat”
Kapitein
“Over de toekomst van de Firat ben ik positief. Ik zie dat de grote supermarkten steeds meer internationale producten verkopen. Wilde je vroeger mint of koriander, dan kon dat alleen bij ons. Nu verkoopt elke supermarkt dat. Een ander sterk punt is ons persoonlijke contact met de klant. Of de jonge generatie daarop zit te wachten, weet ik niet. Ze lijken vaak afstandelijker, individueler. Toch heb ik er alle vertrouwen in dat het goed blijft gaan.
Zelf heb ik besloten de Firat geleidelijk aan over te dragen aan mijn familie. Ik wil me beetje bij beetje terugtrekken en niet meer zeven dagen in de week van half zeven ’s ochtends tot ’s avonds laat werken. Net als mijn vader heb ik me voorgenomen de ruimte te geven aan mijn opvolgers. Of dat lukt? Haha, dat is best moeilijk. Het is echt lastig om je eigen zaak los te laten. Ze noemen me niet voor niets de kapitein van de Firat. En die gaat als laatste van boord.”
Tekst: Erik Jan Sint en Arne Westerhof
Foto’s: Piet Vernimmen
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.