Bewoners van ReVa Groen en Duurzaam Cultuur, Sport en Religie Zorg, Hulp en Welzijn Veiligheid en Verkeer Wonen, Leren en Werken Gemeente en Politiek Geschiedenis van ReVa

Brood, daar zit wat in!

Op de plek waar nu het stadsdeelkantoor en de bibliotheek zitten, zat vroeger een grote broodfabriek van de beroemde Haagse bakker Hus. Honderd jaar geleden at een kwart van de Haagse bevolking brood van Hus. In het nieuwe boek ‘Brood, daar zit wat in’ valt een hoop leuks te lezen over de geschiedenis van Hus en andere Haagse bakkers. Die geschiedenis begint met Bastiaan Hus, bakkerszoon uit Aarlanderveen. Hij zoekt zijn geluk in de stad en begint zijn eerste bakkerswinkel in de Jacob Catsstraat in de Haagse Schilderswijk.

Hus, bakker van brood en koekjes

Broodimperium

Hus is een ambitieuze ondernemer, niet tevreden met één winkeltje. Hij schaalt de productie op met fabrieken waar brood wordt gebakken voor een hele wijk. In 1913 vestigt hij zijn alweer derde broodfabriek aan de rand van de toenmalige stad, aan de Weimarstraat, hoek Fahrenheitstraat. Zeven jaar later heeft Hus een heus broodimperium, met 5 fabrieken, 40 winkels en 260 karrijders, bezorgers aan huis. Daarmee is Hus de grootste, mede dankzij overnames die worden betaald door Hus’ grootaandeelhouder, meelfabrikant Meneba.

De broodfabriek aan de Weimarstraat 351 (hoek Valkenboslaan) in 1935

Innovatief

Bastiaan Hus is niet alleen een slokop, maar ook een innovatief man. Regelmatig maakt hij tripjes naar Amerika om te kijken hoe daar nog veel grootschaliger brood wordt gebakken met heteluchtovens en mengmixers. En hoe brood wordt verkocht, want ook van marketing en sales valt er een hoop te leren van de Amerikanen. Een van de innovaties is een vezelrijk volkorenbrood, vernoemd naar de Schotse arts Thomas Allison. Zo’n halfje Allison is overigens nog steeds te koop. Niet meer bij Hus, maar bij Albert Heijn in toevallig exact dezelfde Weimarstraat.

In de gaten

Bastiaan Hus houdt zijn personeel streng in de gaten, ook na werktijd. Hij heeft een paar kerkbanken in de hervormde Zuiderkerk in de Schilderswijk gereserveerd, speciaal voor zijn medewerkers. Elke maandag mogen de wegblijvers bij de baas uitleggen waarom ze zondag de kerkdienst hebben gemist. Begin jaren ’50 verschijnt er een brochure met de titel: ‘Hoe het moet en niet moet’, met uitgebreide instructies voor de thuisbezorgers van brood. Beleefd blijven, niet roken en je kleren fatsoeneren. En de klanten niet langer dan een week op de pof laten kopen.

De Spijkstaalwagen, opvolger van de handkar (1957)

Overigens mag je als broodbezorger zelf meebetalen aan de verplichte havanabruine bedrijfskleding van Hus. 70 cent per week voor twee zomeruniformen, twee overhemden en twee dassen. En 35 cent per week extra voor de winteruniformen. Eerst is die eigen bijdrage nog 65 cent, maar dat blijkt toch iets te gortig. Er zijn trouwens alleen mannelijke bezorgers, want een experiment met vrouwelijke bezorgers in de jaren ’50 blijkt geen succes.

Juffrouw Hus

Natuurlijk werken er volop vrouwen bij Hus, maar die staan achter de toonbank in de vele filialen. Elk filiaal staat onder leiding van een ‘Juffrouw Hus’, een rolmodel waarvoor de inspiratie ook duidelijk uit Amerika komt. De medewerksters komen uit het hele land en worden opgeleid tot verkoopster. Als ze hun middenstandsdiploma halen, kunnen ze zelf ook een Juffrouw Hus worden, met een eigen filiaal. De verkooptactieken zijn ook Amerikaans. Om het Sinterklaasgevoel – en de kooplust – aan te moedigen, strooit Juffrouw Hus dagelijks een handjevol speculaaskruiden onder de deurmat van de winkel.

De ‘new look’ winkel uit de jaren ‘50

Tip-top en King Corn

Hus heeft ook zijn eigen laboratorium. Daar wordt in 1958 het Tip-top brood ontwikkeld. Een halfbruin brood, deels wit meel, deels kiemhoudend volkoren. Omdat beide soorten meel een verschillende rijstijd hebben, worden ze pas na het rijzen ’doorgestoken’. Tip-top is een succes, maar moet uiteindelijk wijken voor King Corn, een product van grootaandeelhouder Meneba. King Corn wordt groot dankzij tv-reclame, voor het eerst in 1967. Op het hoogtepunt rollen er 7.200 broden per uur van de band. Het industriële brood zit vol met ‘witte pasta’, broodverbeteraar waardoor het brood veel langer houdbaar is.

Tip-top, het eerste verpakte en lang houdbare fabrieksbrood

Neergang

In 1957 verliezen de bakkers in Nederland hun monopolie op de broodverkoop. Vanaf dan mogen ook de kruideniers en opkomende supermarkten brood verkopen. Het heeft grote gevolgen. In de decennia erop verdwijnen eerst de broodbezorgers, daarna de filialen. Fusie na fusie volgt onder de broodfabrieken. De fabriek aan de Weimarstraat gaat eind jaren ’70 dicht en de productie verhuist naar de broodfabriek in Rijswijk. Onderwijl verandert de smaak van de consument. Die wil geen fabrieksbrood meer, maar brood van de ‘warme bakker’. Zo komt een einde aan de geschiedenis van Hus in de wijk.

Lezersaanbieding
Meer weten over de Haagse broodgeschiedenis?
Bestel dan het nieuwe boek ‘Brood, daar zit wat in!’ (€ 29,50) via deze QR-code.
Speciaal voor de lezers van KonkreetNieuws: je boek wordt gratis thuisbezorgd!

QR-code ‘Brood, daar zit wat in!’


Industrieel erfgoed

De Stichting Haags Industrieel Erfgoed (SHIE) probeert sinds 1993 industrieel erfgoed in de Haagse
regio te behouden en restaureren. Vind je dat ook een goed idee, word dan donateur van SHIE.
Je ontvangt de nieuwsbrief en bent welkom bij rondleidingen in industrieel erfgoed.
Ga naar www.shie.nl

Tekst: Arne Westerhof