Bezoekers zijn al lang verdwenen, maar er zijn welzijnswerkers die alles meemaakten. Annette Sans is er een van; zij werkt nu als onafhankelijk cliëntondersteuner en was indertijd een van de drie kinderwerkers in Buuthuis 2 aan de Gaslaan. Dat gebouw is inmiddels gesloopt. Het voormalige Buuthuis 1 staat er nog; leeg en al jaren wachtend op een nieuwe bestemming.
De twee Buuthuizen
“Buuthuis 1 was er voor volwassenen. Er werden betaalbare cursussen aangeboden, zoals Nederlandse les, er werd gesport, er waren activiteiten, er werd koffie gedronken en gebiljart. Verzin het en het gebeurde er. Buurtbewoners ontmoetten elkaar, hielpen elkaar en als het nodig was waren er de welzijnswerkers.
Buuthuis 2 was er voor het kinderwerk, voor kinderen van 4 tot 12 jaar. Er was een grote gymzaal, een knutselruimte en een keuken waar veel in gedaan werd. De hele dag gebeurde er van alles, en allemaal tegelijk: huiswerkbegeleiding, sporten, knutselen, er was het kinderkookcafé en elke dag gewoon een kopje thee. En we gingen op kamp, dat was de enige vakantie voor veel kinderen.”
Niet-sleutel-kinderen
Annette: “We noemden ze niet-sleutel-kinderen, de kinderen die na school niet naar huis gingen maar meteen naar ons in het Buuthuis.” Niet-sleutel-kinderen? “Ja, sleutelkinderen in de buurt konden naar huis als hun ouders nog aan het werk waren. De niet-sleutel-kinderen niet, die konden er thuis niet in, daarom noemden we hen zo. Deze kinderen zwierven na school over straat, hadden geen geld voor clubjes en kwamen zo bij ons. Er waren meisjes die direct uit school naar ons toe kwamen en de hele middag bleven. Voor hen waren wij een soort thuis, wij waren het kopje thee met een koekje.”
Een gemeenschap op zich
“Mensen kenden elkaar en wij kenden iedereen: de kinderen, hun ouders en soms ook hun grootouders. We wisten als er wat was, en dan gingen we langs of bespraken we het met de scholen of de schoolartsen. Toen de gebouwen gesloten werden, waren we des duivels. Bewoners én welzijnswerkers. Wat we hadden opgebouwd werd afgebroken. We hadden sterk het gevoel dat wat we deden niet serieus genomen werd, er werd gewoon niet gezien wat er achter al die activiteiten zat. En weet je? Welzijnswerk zie je pas als je het nodig hebt.”
Zelfredzaam?
Waar bleven die niet-sleutel-kinderen? Annette: “Tja… niet in de Buurthuizen van de Toekomst. Mondjesmaat wat in het Hondiuspandje en in de Regenvalk. Maar toen kwam ook het idee dat welzijnswerkers ‘met hun handen op hun rug’ moesten werken, niet meer in de uitvoering. En dat mensen alles op eigen kracht moesten doen, en men zelfredzaam moest zijn. Nou, ik zou zeggen, kom maar eens kijken in de Regenvalk; er komen hier zoveel mensen die zichzelf echt niet redden zonder hulp.”
Een participatiesamenleving op zichzelf
“Natuurlijk was vroeger niet alles beter. Er wordt nu bijvoorbeeld veel meer hulp geboden door deskundigen, door gespecialiseerde professionals. Dat is veel waard. En jongerenwerkers gaan nu naar de jongeren toe. Het is anders. Maar buurthuizen waren heel belangrijk voor bewoners, het waren echte gemeenschappen, een participatiesamenleving op zichzelf. Welzijnswerkers doen nu gelukkig weer meer in de uitvoering en langzaamaan komen er ook weer wat ontmoetingsplekken, zoals bijvoorbeeld de inloop voor jongeren in het Lindenkwadrant. Ik hoop dat er meer van komen, dat zou voor velen echt een uitkomst zijn.’’
Tekst: Marieke Bauwens
Foto: Aad van Schie