Vraag drie mensen waar de naam Beeklaan vandaan komt en twee ervan zeggen: van de Haagse Beek natuurlijk. Helaas, die stroomt een duinvallei verderop, van Meer en Bos via Zorgvliet naar het centrum. Er liep weliswaar een paadje door de duinen die kant op, maar de naam Beeklaan komt van een vergeten beek: de inmiddelsgedempte Westerbeek. Deze beek – eigenlijk meer een sloot – was de waterscheiding tussen twee polders, ’t Kleine Veentje en het Mientje. Kool, andijvie, sla en spinazie uit de moestuinen gingen hier per boot naar de Dagelijkse Groenmarkt in de stad.
Moordend tempo
De Beeklaan is een eeuwenoude weg. Aan de noordoostkant ligt polder ’t Kleine Veentje. Daar bouwden particuliere bouwmaatschappijen vanaf 1860 in moordend tempo het Zeeheldenkwartier en het Regentessekwartier. De gemeente bepaalde alleen de ligging van de hoofdstraten en zorgde voor de aanleg van wegen, riolen en straatverlichting. De projectontwikkelaars verkochten de bouwgrond door aan aannemers, die meestal blokjes van zes of acht woningen bouwden. Rond 1900 was ‘t Kleine Veentje bijna helemaal volgebouwd tot aan de Westerbeek, de gemeentegrens met Loosduinen. In 1903 volgde de sprong over de beek, in de polder het Mientje. Den Haag annexeerde deze polder met het argument dat de nieuwe wijk te veraf zou liggen voor de Loosduinse brandweer en politie. In nog geen tien jaar werd vervolgens het hele Valkenboskwartier uit de grond gestampt, vernoemd naar de in 1857 afgebroken buitenplaats Valkenbosch aan het begin van de Mient.
Duinmannetjes
In een waterig winterzonnetje loop ik de Beeklaan af, vanaf het Dekkerslaantje, nu de Laan van Meerdervoort. Ooit lag dit kruispunt een paar meter hoger en was het een duintop. Aan het eind van de 19e eeuw trokken schilders als Weissenbruch en Van Gogh erop uit. De een schilderde met weemoed het verdwijnende duin- en polderlandschap in de stemmige stijl van de Haagse school. De ander schetste met de hand afgroeven.
De eerste paar huizenblokken bestaan uit hele herenhuizen, gebouwd op afgegraven duin. Zodra het veen begint, maken ze plaats voor boven- en benedenhuizen. Allemaal in neo-renaissancestijl, met torentjes, spekbanden en versierde geveltoppen. Deze stijl van bouwen grijpt terug op
de Gouden Eeuw, die razend populair was eind 19e eeuw. Hoe verder je de Beeklaan afloopt richting de Loosduinseweg, des te soberder de bouwstijl en en des te minder tierlantijnen.
Winkelpuien
Veel gevels werden meestal pas na de oplevering omgebouwd tot winkelpui. Een enkele keer niet, zoals op nr. 306, de speelgoedwinkel Rood met Witte Stippen in het oude pand van P. De Gruyter & Zn. Een mooi voorbeeld van vroeg twintigsteeeuwse winkelarchitectuur en terecht een gemeentelijk monument. Een andere markante winkel staat op de kruising met de Weimarstraat. Hier zat vroeger slaapwarenhuis Epskamp. In 1936 begon opa een klein meubelzaakje op de Beeklaan, na 30 jaar betrokken ze het vier verdiepingen tellende warenhuis.
Vanaf hier versmalt de Beeklaan van een dubbele rijstrook met groene middenberm tot een trechter waar tram, fiets en auto zich samen doorheen persen. Iets verderop staat de Heilige Agneskerk, een neogotische kruisbasiliek uit 1903 naar een ontwerp van Albert Margry en Jan Snickers. Die laatste was een neef van de opdrachtgever, debisschop van Haarlem. Naast de kerk bouwde Eduard Cuypers in 1905 het Heilig Hartcomplex met klooster, meisjesschool en bewaarschool – in de stijl waar zijn oom Pierre nationale bekendheid mee kreeg.
‘Twijfelwijk’
Stedenbouwkundigen noemen onze wijk een ‘twijfelwijk’. Als je de hele Beeklaan afloopt, zie je ook echt een dwarsdoorsnede van de grote stad. Ik hou van die afwisseling, waar expats en arbeidsmigranten (wat eigenlijk hetzelfde zou moeten betekenen), studenten en gezinnen bij elkaar wonen. Onze wijk is een van de weinige wijken waar ‘zand’ en ‘veen’ met elkaar vermengen en in redelijke harmonie met elkaar leven. En dat in het ‘stenen decor’ dat nu (gemeentelijk) beschermd stadsgezicht is.
Op de hoek met de Loosduinseweg zit Mega Grill Fastfood. De vorige uitbater heette café ‘Vanouds de Vink’. Een raadselachtige naam die verwijst naar een 18e eeuwse herberg ‘De Vink’. Hier vertrokken de boten naar Westland en de koets naar ‘s-Gravenzande. Om de herberg lagen wasserijen die gebruik maakten van het schone water van de Westerbeek en van de omliggende grasvelden als bleekweiden.
Kasteel Westerbeek
We zijn aan het einde van de Beeklaan – of het begin zo je wilt. Je kan het je bijna niet voorstellen, maar vroeger keek je hier niet uit op de drukke Zevensprong, maar op een stoer kasteel met torens en een twaalf meter brede slotgracht met ophaalbrug. Huize Westerbeek, gesticht in 1430, was een van de drie adellijke kastelen rond Den Haag. Rond 1800 werd het vervallen kasteel afgebroken en kwamen er moestuinen voor in de plaats. ‘Waar Edelen en Knapen onder toejuiching van schoone Jonkvrouwen zich oefenden in ridderlijke spelen’, zo ronkt het Jaarboek 1898 van de toen nog piepjonge historische vereniging Die Haghe.
Linnen ijstent
Op 2 december 1896 mogen de leden van Die Haghe een kijkje nemen bij de kasteelopgraving. Het sneeuwt. Eén meter zestig onder de moestuinen liggen inderdaad de 80 centimeter dikke funderingen van stevige Rijswijkse kleimoppen. Aan het eind van de excursie is er een lekker warm kopje thee in de beschutting van een linnen ijstent. Die is speciaal neergezet door Adriaan Goekoop, eigenaar van het kasteelterrein en directeur van de bouwmaatschappij ’Laan van Meerdervoort’.
Eerste foto: De Duinmannetjes van Vincent van Gogh graven het Dekkersduin af. Collectie Van Gogh Museum
Tekst: Arne Westerhof
Foto’s: Piet Vernimmen
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.