Op een muurtje bij de ingang van de Toermalijnschool (hoek Weimarstraat/Herschelstraat) staat deze inscriptie:
L.A.H. DE WOLF
ARCHITECT
1922
Dit schoolgebouw werd in 1922 opgeleverd, honderd jaar geleden dus (de Engelbewaardersschool ging trouwens voor de leerlingen pas echt open op 25 januari 1923).
In 1919 werd door de katholieke Vincentiusvereniging voor 22.000 gulden een bouwterrein gekocht aan de Weimarstraat op de hoek van de Herschelstraat met de bedoeling om daar een school te bouwen. Als architect werd L.C.A. (Louis) de Wolf aangesteld, voor het honorarium van 11.966,33 gulden. Louis de Wolf was een veelgevraagd architect in die dagen, vooral binnen de katholieke gemeenschap. Met zijn nadruk op strakke horizontale en verticale lijnen, zonder tierelantijnen en versieringen, is het gebouw sterk verschillend van de rest van de bebouwing in de Weimarstraat. Die is veelal gebaseerd op een ratjetoe van neo-stijlen, populair rond 1900. De Wolf koos dus voor een veel modernere stijl. De architectuurmode was in twintig jaar tijd radicaal veranderd, door toedoen van mensen als Hendrik Berlage en de Amerikaaanse architect Frank Lloyd Wright.
Die stijlbreuk was in het geval van De Wolf des te opmerkelijker omdat hij ook de architect was van Maison Krul op Noordeinde 44-46. Deze tearoom (“salon de rafraichissements”, oftewel verfrissingslokaal) voor de betere kringen opende haar deuren in 1903.
Architect Louis de Wolf was getrouwd met een van de zeven dochters van Krul. Hij had van 1897 tot 1899 in Wenen gewoond en gewerkt, en had daar kennisgenomen van de Wiener Sezession, de Oostenrijkse Jugendstil-variant. In 1901 was hij samen met zijn vrouw en schoonvader naar Wenen op inspectietocht gegaan. De Wolf haalde de Sezessionstil van Wenen naar Den Haag. De geometrische figuren op de gevel van witte verblendsteen zijn bijvoorbeeld kenmerken van die stijl.
De tearoom van Krul was een doorslaand succes. Niet alleen door de luxe taartjes met fantasienamen, de eigen likeuren, spijsvulling en ijssoorten. Het gebouw ademde binnen en buiten de sfeer van Jugendstil met luxe en allure. Het interieur was overdadig: rijke decoraties, ivoorkleurige pilaren met bladgoud, enz. enz. Maison Krul werd een begrip, niet alleen in Den Haag (“geen gelul, gebak van Krul”), maar ook ver daarbuiten. Zo leverde zij bijvoorbeeld de bruidstaart van Beatrix en Claus in 1966. Maar na de opkomst van andere, goedkopere lunchrooms moest men in 1970 noodgedwongen de deuren sluiten.
Die wat mondaine sfeer van Maison Krul werd uitstekend getroffen in de befaamde Tearoom Tango (ook wel bekend als “Je hebt me belazerd”) uit 1966, gezongen door Wim Sonneveld. De tekst was van Michel van der Plas. En bij de sluiting van Maison Krul in 1970 schreef hij het volgende lied:
Krul is dood
Er is een tearoom aan ’t Noordeinde in Den Haag,
Daar staat de wereld stil, daar gaat de tijd nog traag.
Daar spiegelt elke glazen wand nog wel een kostbare vaas;
Van Deyssel haalt hier nog steeds speculaas.
Daar is de dame van de Tearoom-tango thuis,
Daar komt Constance, in zijde-geruis,
Ik zie ze allemaal weer,
Maar morgen kan dat niet meer:
Dan gaan bij Krul de rolluiken neer…
Michel van der Plas was de schrijversnaam van Ben Brinkel. En laat die Ben Brinkel nou uitgerekend op de Engelbewaardersschool hebben gezeten … Hij werd geboren in 1927 in de Weimarstraat, op nummer 325, in een degelijk katholiek gezin. Zijn jeugd in Valkenbos en zijn lagere-schooljaren op de Engelbewaardersschool beschrijft Van der Plas in zijn autobiografische boek ‘Onder dak, zonder dak’. Vader Brinkel heeft een zaak: Gebr. Brinkel. Manufacturen- Bedden- en Tapijthandel “De Zon”. Deze onderneming heeft vijf filialen in Den Haag, waaronder eentje op de hoek van de Beeklaan/Edisonstraat. De reclameslogan was “De Zon: goedkoper dan wie ook”.
Van der Plas schrijft daar jaren later het volgende over: “Deze slogan bood aan de huisvrouwen in de volkswijken waarin de panden (altijd op een prominente hoek) stonden, een garantie: ze konden nergens goedkoper terecht voor hun noodzakelijke manufacturen. Niet alleen kon mijn vader natuurlijk steeds aanzienlijke partijen van bepaalde artikelen inkopen (met de daaraan verbonden korting), hij specialiseerde zich ook in het inkopen van goederen met ‘een klein weeffoutje’ of ‘van een iets afwijkende kleur’; elke fabriek had wel partijen ‘goed’ te bieden, met kleine gebreken, en wat maalden de werklozen in de Herschelstraat of Professor Kaiserstraat erom, dat de flanel hier en daar een vlekje vertoonde, als je het goed tegen het licht hield?”
De administratie en boekhouding wordt gevoerd in het woonhuis in de Weimarstraat, in een kamer aan de achterkant, waar twee bureaus stonden, voor de boekhouder en zijn assistent.
Het huis in de Weimarstraat is “een bewerkelijk bovenhuis, zonder enige gratie, in het lawaai van een door twee tramlijnen bediende straat … Ons huis was geen schoonheid, laat ik het mild omschrijven. Het had een veelheid aan kamers, daar niet van, maar een echte grote was er niet bij, behalve de “mooie kamer” en dat dan nog maar omdat er éen zo’n kleintje bijgetrokken was. Alles samen telde het liefst vijftien vertrekken en was dus ruim genoeg voor ons gezin en zijn behoeften- je zou het in dat opzicht wel luxueus kunnen noemen. Maar het was en bleef raar, met zijn twee lange gangen, en de enige manier om frisse lucht op te vangen was op het piepkleine balkonnetje stappen, waar je net met drie volwassenen naast elkaar kon staan-zitten niet.”
De Weimarstraat en omgeving is in de ogen van de ouders eigenlijk een vijandig of tenminste gevaarlijk gebied, en dat betekent voor de kinderen de nodige beperkingen. “De straat waar ons huis in stond was een drukke winkelstraat. De zijstraten vormden al een geheimzinniger streek waar – dat werd ons duidelijk gemaakt- heel andere zeden heersten; waar het om te beginnen vast en zeker niet schoon was in de huizen; waar op de stoepen werd gespeeld met alle gevaren van dien. Daar hoorde men niet. Zo leerden wij nooit knikkeren, en de meisjes nooit hinkelen en touwtjespringen. Buiten liepen kaarsrechte lijnen: van de voordeur naar de kerk en de school, en, tweemaal in de week, naar het hoofdkwartier van de welpenhorde”.
In de vijfde klas van de Engelbewaardersschool heeft hij een inspirerende onderwijzer, broeder Hildebrand, die hem op het spoor van de literatuur en vooral de poëzie brengt. Na een afgebroken studie op een seminarie wordt Van der Plas journalist, en ontwikkelt hij zich tot uiterst productief schrijver, dichter en veelgevraagd tekstdichter.
Terug naar de Engelbewaardersschool … De school werd geopend op 25 januari 1923. Het was een lagere school voor jongens. Jongens en meisjes werden strikt gescheiden; de meisjes gingen naar de Heilig Hartschool op de Beeklaan. Het was een zogenaamde C-school, bedoeld voor kinderen uit de middenstand en de hogere milieus. In datzelfde jaar werd er ook een ULO-school ingericht, met een eigen ingang op Herschelstraat 27.
Het gebouw omvatte zeven lokalen voor het lager onderwijs en drie lokalen voor de ULO. Ook was er een natuurkunde-, een teken- en een gymnastieklokaal. Op de school werd lesgegeven door de Broeders van de Onbevlekte Ontvangenis van Maria. Die woonden in een klooster/broederhuis in de Noorderbeekdwarsstraat, tussen Weimarstraat en Newtonplein, met de naam Sint Willebrord. Onderdeel van dit Broederhuis was ook de Vincentiusbibliotheek. Die bibliotheek was gesticht door de Broeders der Vereeniging van den H. Vincentius van Paulo en was bestemd voor het katholieke volksdeel. Ook de jonge Ben Brinkel maakte gretig gebruik van de bibliotheek. Het lezen was bij hem al begonnen op zijn vijfde jaar, met het boekje “Ik lees al”. Hij verslindt al gauw alles wat hij onder ogen krijgt, en ontdekt de St. Vincentiusbibliotheek, “waar ik alles vond wat mijn hartje begeerde: een hele catalogus vol “. Zijn lievelingsboek is “Pietje Bell en de bende van de zwarte hand”. Het Broederhuis werd in 1975 afgebroken, om plaats te maken voor nieuwbouw van woningen.
De engelbewaarder aan de gevel boven de ingang van de school is van de hand van Pieter Biesiot. Hierin komt de essentie en de naam van het gebouw tot uitdrukking: de engel beschermt een klein jochie dat een tas vol boeken draagt. En voor wie de stijl van deze sculptuur misschien bekend voorkomt: Pieter Biesiot is ook de maker van de beelden aan de gevel van het Peek- en Cloppenburgpand aan de Grote Marktstraat. Ook maakte hij de vier wandsculpturen aan de gevel van de voormalige R.K. Huishoudschool, Cartesiusstraat 137. Die school sloot haar deuren in 1985, maar de beelden zijn nog steeds te bewonderen.
Het beeld van de engelbewaarder dreigde in 2002 ten prooi te vallen aan de iconoclasten van de Al Qoeba-basisschool die daar tijdelijk gehuisvest was, maar dat werd gelukkig bijtijds verhinderd. De moderne sculptuur in rose en lichtblauw (“Geometrische figuren”), aangebracht in 1984, is gemaakt door Ursula Press.
Louis de Wolf stierf in 1923, nog geen 53 jaar oud. Michel van der Plas overleed op 85-jarige leeftijd in 2013. Maar de school, nu onder de naam Toermalijn, is nog steeds een springlevende plek in de buurt …
Bronnen:
- Peter van Dam: Architect Louis de Wolf (1871-1923). Uitgeverij De Nieuwe Haagsche, 2018.
- Michel van der Plas: Onder dak, zonder dak. Flarden van een jeugd. Uitgeverij Agathon, Weesp, 1985.
In de digitale Beeldcollectie van het Haags Gemeentearchief is veel beeldmateriaal te vinden over de school in de Weimarstraat (plus zelfs een filmpje). De beeldcollectie is ook te bekijken in bibliotheek Segbroek, bij het Historisch Informatiepunt.
Tekst: Gerard van der Bijl
Foto: Piet Vernimmen
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.