Straatnamen die naar historische personen zijn vernoemd, houden onze geschiedenis levend. Zonder die straatnamen zouden we het bestaan van die personen allang vergeten zijn. Zoals Joseph Ledel, commandant van het Nederlands leger. De Joseph Ledelstraat die naar hem vernoemd is, ligt tussen het De Constant Rebecqueplein en de Marnixstraat.
Stiekem weggelopen
Joseph Ledel werd geboren in 1779 aan het Nachtegaalspad (nu de Parkstraat) in Den Haag. Als kind wilde hij al het leger in, hoewel zijn ouders al het mogelijke deden om hem op andere gedachten te brengen. Op zijn vijftiende liep hij weg van zijn kostschool en meldde zich stiekem aan als soldaat. Zo begon zijn militaire loopbaan, die hem in Suriname, Duitsland, Rusland, België en op Java bracht. Vooral zijn verblijf op Java, van 1827 tot 1830, was zwaar. Halverwege 1830 keerde hij terug naar Nederland, maar hij reisde meteen door naar een kuuroord in Duitsland om bij te komen van de vermoeienissen van de Java-oorlog en de ziekte, waarschijnlijk malaria, die hij had opgelopen.
Tiendaagse Veldtocht
Lang kreeg hij niet de tijd om bij te komen, want in augustus 1830 brak de Belgische opstand uit: België maakte zich los van Nederland en riep een eigen staat uit. Belgische opstandelingen vielen Zeeuws-Vlaanderen binnen, omdat zij vonden dat dat gebied bij België hoorde. Ledel had, als commandant van de Nederlandse troepen, de opdracht om de Belgen terug te dringen en Zeeuws-Vlaanderen voor Nederland te behouden. Koning Willem I wilde het zuidelijk deel van zijn koninkrijk niet verliezen en op 1 augustus 1831 begon hij een tegenoffensief tegen de Belgen: de Tiendaagse Veldtocht.
Briljant plan
Ledel stond bekend als een moedig en bedaard man. Hij wilde militair geweld zoveel mogelijk voorkomen. Zijn strijdplan was dan ook vooral psychologisch: hij dreigde met het onder water zetten van de polders. Dat zou een grote financiële strop zijn voor de grootgrondbezitters in het gebied, om nog maar te zwijgen van de ellende die dat zou betekenen voor de pachters. Ledels plan was eenvoudig en briljant. Tijdens de Tiendaagse Veldtocht veroverden zijn mannen de cruciale sluizen in het gebied, waardoor ze hun dreigement zo nodig ook echt konden uitvoeren. Daar kwam het niet van. Uiteindelijk heeft Ledel alleen een klein dunbevolkt gebied onder water hoeven te zetten. Daarmee heeft hij met minimale middelen en een minimum aan overlast voor de bevolking heel westelijk Zeeuws-Vlaanderen Nederlands gehouden.
Botervaten
Ledel bleef commandant in Zeeuws-Vlaanderen. Hij overleed in 1835 en werd begraven in Oostburg. Over de strategie waarmee Ledel die stad in 1830 verdedigde, doet overigens een spannend verhaal de ronde. Op 30 oktober 1830 rukten de Belgische opstandelingen op naar Oostburg. Ledel had de aanval verwacht en stelling genomen bij Oostburg. Het verhaal wil dat hij bevel gaf om alle botervaten in het stadje te verzamelen en op de stadswallen te zetten. Op afstand zou de vijand ze aanzien voor geschut. Dat lukte, volgens het verhaal. De Belgen, die zagen hoe zwaar de stad belegerd was, maakten rechtsomkeert. Dit verhaal is niet waar. Soortgelijke verhalen komen in andere varianten ook elders in Nederland en België voor. Soms zijn het dan geen botervaten, maar beschilderde biertonnen die de vijand schrik aanjagen. Of koehoorns die er op afstand uitzien als geweerlopen. Wél waar is dat Ledel Zeeuws-Vlaanderen destijds op een moedige, standvastige en slimme manier voor Nederland heeft behouden.
Tekst en foto: Annemarie Piersma