Bewoners van ReVa Groen en Duurzaam Cultuur, Sport en Religie Zorg, Hulp en Welzijn Veiligheid en Verkeer Wonen, Leren en Werken Gemeente en Politiek Geschiedenis van ReVa

Alexander Cohen: een anarchist in het Regentessekwartier

Koningsplein, Regentesseplein, Regentesselaan, Koningin Emmakade…..

De Regentessebuurt, gebouwd rond 1890, heeft geen gebrek aan straatnamen die verwijzen naar het koningshuis. Het is dan ook ergens ironisch dat Alexander Cohen zich (samen met zijn Franse vrouw Kaya Batut) in 1897 uitgerekend in deze pas gebouwde buurt vestigde, kort nadat hij in het Huis van Bewaring aan de Havenstraat in Amsterdam een straf van zes maanden had uitgezeten wegens majesteitsschennis. Die straf had hij te danken aan een gebeurtenis tien jaar eerder, op 16 september 1887. 

Op die dag maakte koning Willem III in zijn calèche een rijtoer door Den Haag. Bij het passeren van het koninklijk rijtuig, in de buurt van station Hollands Spoor, riep Alexander Cohen “Leve Domela Nieuwenhuis. Leve het socialisme. Weg met Gorilla”. (“Gorilla” was de spotnaam van deze weinig populaire koning).

Cohen werd gearresteerd, en in een proces waarbij Cohen zijn eigen verdediging voerde en een hilarische pleitrede hield, werd hij tot 6 maanden cel veroordeeld wegens majesteitsschennis (de pleitrede werd gepubliceerd in Recht voor Allen, het blad van Domela Nieuwenhuis, op 14 november 1887).

In Het Vaderland van 18 november 1887 stond over dit proces het volgende bericht: 

Wie was deze Alexander Cohen?

Geboren op 27 september 1864 in Leeuwarden, ontwikkelde hij al vroeg een talent voor opstandigheid: van school gestuurd, daarna in dienst van het KNIL, maar van de vijf jaar in Nederlands-Indië bijna de helft doorgebracht in detentie wegens insubordinatie (in de gevangenis las hij Multatuli, een levenslange inspiratiebron). 

Niet voor niets heeft het eerste deel van zijn mémoires als titel “In Opstand”…

Op het moment van zijn arrestatie werkt Cohen bij de socialistische drukkerij Excelsior in de Westerbaenstraat (een zijstraatje van de Elandstraat, in het Zeeheldenkwartier). Hij is daar corrector van Recht voor Allen, het blad van de Sociaal Democratische Bond, die in 1882 werd opgericht door Ferdinand Domela Nieuwenhuis. Domela zelf is ten tijde van Cohen’s arrestatie net uit de gevangenis ontslagen (hij had zeven maanden vastgezeten wegens majesteitsschennis, hetzelfde vergrijp waarvoor Cohen zou worden veroordeeld).

De drukkerij is gevestigd op nummer154. Het pand ernaast, een voormalig kerkgebouw, op nummer 156, is ook door Domela gekocht en doet dienst als vergaderplek, onder de naam Walhalla.

Die plek wordt jarenlang door de politie in de gaten gehouden, als een broeinest van gezagsondermijnende activiteiten. In het Haags gemeentearchief bevinden zich vele documenten die daar gedétailleerd verslag van doen. Er wordt door de politie ook gebruik gemaakt van een informante, woonachtig in één van de hofjes achter de Westerbaenstraat.

Drukkerij en verenigingslokaal worden ook diverse keren aangevallen door tegenstanders, veelal Oranjegezind. Er wordt zo nu en dan flink geknokt.

Alexander Cohen over die tijd (uit In Opstand, hoofdstuk X):

“De zes of zeven maanden, die ik, tot op het oogenblik dat mijn veroordeeling definitief was geworden, in den Haag doorbracht, waren bewogen genoeg om mijn strijdlust te bevredigen. Het nederlandsche socialisme beleefde, in die dagen, zijn heldhaftigen tijd. Gerechtelijke vervolgingen waren aan de orde van den dag, en wat de veroordeelingen niet konden bewerken, dat poogde men te bereiken door de tusschenkomst van een, door de pers opgezweept en door de overheid in zijn uitspattingen nièt altijd beteugeld grauw. Zoo hadden wij, in den winter van 1887-’88, twee maal een aanval op de drukkerij van Recht voor Allen, in de Westerbaenstraat, àf te slaan. Het ging er warm bij toe, en daar vielen, van weerszijden, rake klappen, waarvan ook ik mijn aandeel kreeg en nog een glorieus lidteeken draag. Beide keeren bleef de zege aan ons, en de bestormers deinsden met gehavende koppen af. Wij maakten er geen gekheid mee, en zouden, als wij het met onze knuppels niet afgekund hadden, zonder aarzelen onze revolvers hebben gebruikt. Ik herinner mij hoe drie van ons: Vliegen, Havers – beiden, destijds, letterzetters aan Recht voor Allen – en ik, elk met een bulldog en een doos patronen onder zijn onmiddellijk bereik, een paar nachten waakten op de drukkerij, in afwachting van de mogelijkheid dat de geslagen maar niet vèrslagen vijand opnieuw zou komen opdagen.”

Genoemde Vliegen is W.H. Vliegen. Vliegen is opgeleid als typograaf, en is op uitnodiging van Domela naar Den Haag gekomen om daar te werken bij Excelsior. 

De gebeurtenissen waarover Cohen spreekt, zijn later ook door Vliegen beschreven, in zijn boek “Mijn herinneringen als typograaf” uit 1936. Vliegen is dan al lang lid van de SDAP (hij is één van de twaalf apostelen die de SDAP in 1898 hebben opgericht). Een citaat:

“Op het midden van een dag, in de namiddag, dus op een tijd dat Walhalla leeg was, kwamen een drie of viertal rijtuigen de Westerbaenstraat in en laadden voor Walhalla een stel kerels uit, twaalf a vijftien, die, oranjeliederen zingend, Walhalla binnentrokken, waar zich niemand anders bevond dan de tijdelijke kastelein, de bejaarde Liebers, een oud, onaanzienlijk mannetje. Geen twijfel of de heren hadden een relletje in ’t zin. Het personeel van de vlak tegen Walhalla aan gelegen drukkerij werd gewaarschuwd en we togen er heen. Wanneer de kerels, als zij voornemens waren geweest, de boel in Walhalla kort en klein te slaan, daarmede onverwijld waren begonnen, hadden ze heel wat kunnen bereiken, want wij moesten er door een bij het toneel aanwezig achterdeurtje binnen komen, wijl achter het toneel de onontbeerlijke knuppels geborgen waren, waardoor enige minuten verloren gingen. Maar ze waren blijkbaar dronken en verprutsten hun tijd met het plagen en sarren van den ouden Liebers, die achter het buffet stond, waardoor wij tijd kregen ons tussen hen en het buffet te dringen, de knuppels onder de zetters* kielen verborgen. Dat er gevochten zou worden, was duidelijk, het begon evenwel nog met de mond. Enkelen van ons beduidden de indringers, dat ze „in diesen heiligen Hallen” niet welkom waren en heen moesten gaan. Vriendschappelijk was het gesprek niet. Maar toen een der indringers op de rand van het biljart een glas stuk sloeg, een zwaar bierglas met handvat, zoals ze in die tijd en hier en daar ook nu nog,

in gebruik waren, blijkbaar van plan om het stuk glas, dat hij met het handvat had overgehouden, als wapen te gebruik ken, was het geboden, dat het gezegde: de eerste klap is een daalder waard, hier toepassing moest vinden. Het was Alexander Cohen, toentertijd corrector op de drukkerij Excelsior, die het ’t éérst in toepassing bracht, waarop de knuppels voor de dag kwamen en er ongenadig op de indringers werd los getimmerd. Het gevecht was hevig, maar kort. Een paar minuten later was het hele stel, behalve twee die neergeslagen waren, buiten. De oude Liebers hield met een revolver de wacht bij die twee. Buiten begonnen een paar belhamels de ruiten van het drukkerijgebouw in te slaan, maar daar maakten we gauw een eind aan. Toch zou het gevecht daarbuiten, waar de indringers meer bewegingsvrijheid hadden, misschien gevaarlijker voor ons geworden zijn, want de bij de rijtuigen gebleven koetsiers kwamen hun klanten te hulp, doch toen verschenen enige politieagenten — in de Westerbaenstraat zelf was een politiebureau — die er een eind aan maakten.

Onder hevige bedreigingen van: „wij komen terug ” reed het stel weg. De twee die binnengebleven waren, werden door de politie meegenomen, maar we hebben er nooit meer van gehoord.

Onder de indruk van de bedreigingen werd toen besloten om hulp te mobiliseren, de alarmorganisatie trad in werking en bleek voortreffelijk. Een kwartier later waren 50, een half uur later een honderdtal partijgenoten in Walhalla bijeen. Maar er daagde geen vijand op.

We zijn er nooit achter gekomen wat voor kerels het waren. De politie, die ernaar gevraagd werd, sprak van: „een stel Begijnestraters”. Maar het was niet aan te nemen, dat de lui die toentertijd met die naam werden aangeduid, uit eigen initiatief en dan met rijtuigen, deze onderneming zouden zijn begonnen en ze gefinancierd hebben.”

Aldus Vliegen in “Mijn herinneringen als typograaf”.

Het waren roerige tijden….

Terug naar Alexander Cohen

In maart 1888 publiceert Cohen onder schuilnaam een artikel in Recht voor Allen. Dat artikel vormt voor de rechterlijke macht aanleiding om vervolging in te stellen tegen de (dan nog onbekende) auteur. Cohen ziet de bui al hangen: naast de zes maanden die hij al moet zitten, riskeert hij nog meer gevangenisstraf. Hij besluit om Nederland te ontvluchten.

Hij neemt eerst de wijk naar België, maar daar wordt hij al snel uitgewezen naar Frankrijk. In Parijs, waar hij in augustus 1888 aankomt, en waar hij zich snel thuis voelt, verkeert hij in kringen van anarchisten, bohémiens en avant-garde kunstenaars. Hij is daar in zijn element, en blijft zijn leven lang Francofiel. In Recht voor Allen schrijft hij over zijn belevenissen, in zijn Parijsche brieven.

In december 1893 wordt Cohen, na een mislukte bomaanslag op de Franse Assemblée waar hij part noch deel aan had, ook Frankrijk uitgewezen, en vertrekt hij noodgedwongen naar Londen.

Pas in 1895 keert hij (illegaal!) weer terug in Nederland. Daar wordt hij echter prompt gearresteerd, en moet hij alsnog zijn gevangenisstraf uitzitten. In het tweede deel van zijn mémoires, Van anarchist tot monarchist (1936) geeft hij een uiterst komische beschrijving van het gevangeniswezen uit die tijd (die titel “Van anarchist tot monarchist” was een plaagstootje naar Domela, die zijn eigen herinneringen de titel “Van christen tot anarchist” had gegeven).

In een brief aan Kaya, eind januari 1897, mijmert hij vanuit de gevangenis over zijn eerste maaltijd na zijn vrijlating, en schrijft hij: “Ik heb een verschrikkelijke zin in biefstuk en bij Domela zijn ze vegetariër, zoals je weet.” 

Op 7 februari 1897 wordt hij vrijgelaten, nadat hij eerst nog 19 gulden en 63 en een halve cent kreeg uitbetaald, verdiend met “zakkiesplakken”. Na zijn vrijlating verhuist hij naar Den Haag, en vestigt zich met Kaya in het pas gebouwde Regentessekwartier. Pikant détail: via via was Cohen te verstaan gegeven dat hij gratie had kunnen krijgen van Koningin-Regentes Emma als hij dat zou vragen, maar Cohen vond dat hij niks had misdaan en vond zo’n verzoek zijn eer te na. 

Cohen woonde van april tot en met augustus 1897 op kamers in De Gheynstraat 80, vervolgens van eind augustus 1897 tot december 1897 in De Perponcherstraat 30. 

Cohen en zijn vrouw zijn niet officieel getrouwd (dat doen ze pas in 1918), en hun ongehuwd samenwonen wordt door Domela Nieuwenhuis niet erg geapprecieerd.   

Cohen voorziet in zijn levensonderhoud als boekhouder bij de coöperatieve bakkerij “De Volharding”, en door het geven van Franse conversatielessen aan de gegoede burgerij. Zijn vrouw opent, onder haar eigen naam “Madame Batut”, in hun bovenwoning in de De Perponcherstraat een knip-cursus, “vrij goed bezocht door opgeschoten meisjes uit den burgerstand”, aldus Cohen in zijn mémoires “Van anarchist tot monarchist”. Die meisjes zijn zeer nieuwsgierig naar “monsieur Batut”, maar die houdt zich op de achtergrond.

Cohen zelf daarover (in Van anarchist tot monarchist):

 “De reden van mijn strikt incognito was tweeledig. In de eerste plaats vond ik het behóórlijk bij dezen cursus voor jonge meisjes op den achtergrond te blijven. En, secundo, achtte ik het beter dat de ouders van mijn vrouws leerlingen nièt te weten kwamen, dat ‘monsieur Batut’, onder het pseudoniem van Alexander Cohen, een oneerbiedig tijdschriftje, de Paradox geheeten, redigeerde en uitgaf. Want ofschoon ik, in het eerste nummer van dit blaadje, ùitdrukkelijk en nàdrukkelijk mijn standpunt had uiteengezet – ik was, schreef ik, géén ‘revolutionnair’ in den traditioneelen zin van het woord meer – waren toon en strekking van het geschriftje toch non-conformistisch genoeg om mij in den informeelen ban te hoùden, die hier en daar over mij was uitgesproken, en waarin ik mij, overigens, volkomen op mijn gemak voelde.”

Dat eenmanstijdschrift De Paradox (de titel was ontleend aan een citaat van Diderot: ‘Een paradox is het omgekeerde van een vooroordeel’) was inderdaad een volstrekt anti-burgerlijk en non-conformistisch tijdschrift. Van november 1897 tot november 1898 verschenen twintig nummers, in een oplage van maximaal 350 stuks. Eén van de abonnees was H.M.C. Holdert, de latere directeur van De Telegraaf.

Cohen en zijn vrouw proberen op allerlei manieren het tijdschrift aan de man te brengen: niet alleen door het uitventen op straat (geen succes: dat ligt Cohen niet, hij voelt zich een Jehova-getuige..), maar ook door het tijdschrift stiekem op de tijdschriftentafel van cafés te schuiven… 

Na het huis in de De Perponcherstraat wordt er in 1898 nog een keer verhuisd, nu naar de Cartesiusstraat, (volgens Cohen “een nog in aanbouw zijnd zijstraatje van de Regentesselaan”) op nummer 11 om precies te zijn. 

Cohen had voor De Paradox briefpapier (klein formaat) laten drukken met als redactie-adres Chasséstraat 4a (dat is om de hoek bij de Cartesiusstraat). Vanaf aflevering 15 is het adres Prinsestraat 48 (de drukkerij), terwijl het laatste nummer Cartesiusstraat 11 als adres opgeeft. 

Maar Frankrijk blijft trekken, en op 14 juli (quatorze juillet!) 1899 komt Cohen in Parijs aan, waar zijn vrouw al een week eerder is gearriveerd.

Hij wordt in 1907 Frans staatsburger, heeft een groot politiek en cultureel netwerk (hij is bijvoorbeeld bevriend met de schilder Kees van Dongen, die een portret van hem tekent), en verdient zijn geld door allerlei vertaalwerk (hij vertaalt Multatuli in het Frans), en journalistiek werk. Hij schrijft over Nederland voor Franse bladen (o.a. Le Figaro), en over Frankrijk voor Nederlandse media. Zo is hij van 1906 tot 1922 correspondent van De Telegraaf, onder de toenmalige directeur H.M.C. Holdert, die, zoals eerder vermeld, indertijd nog abonnee was geweest van De Paradox.

Alexander Cohen en Kaya Batut in 1950.

Alexander Cohen sterft op 1 november 1961 in het Zuid-Franse Toulon, een jaar na de dood van zijn vrouw. Er wordt kort melding van gedaan in de Nederlandse media, waarbij hij wordt omschreven als een “destijds zeer bekend anarchist”, maar thans “een vergeten Nederlands schrijver”.

Hij is dan in politiek opzicht al lang opgeschoven van anarchist naar een uiterst rechtse monarchist (het tweede deel van zijn autobiografie heet niet voor niks Van anarchist tot monarchist), maar is ook zijn hele leven een notoire dwarsdenker gebleven, iemand die (volgens Menno ter Braak) “niet geheel zonder windmolencomplex door het leven ging”. 

Simon Carmiggelt (geboren aan de rand van het Regentessekwartier, op de Loosduinsekade) was een groot bewonderaar van Cohens werk. Carmiggelt schreef daarover ooit: “Zijn explosief knetterende, zwierige stijl is nergens verbleekt”. Carmiggelt raadt aan om Cohen te lezen om te leren waar werkelijk briljant schrijven op neer komt. In 2013 verscheen “Carmiggelt over Cohen”, de verzamelde Kronkels van Carmiggelt over Alexander Cohen.

Oordeel zelf, er is nog veel te vinden. 

 

Tekst: Weimarchief, Gerard van der Bijl

BRONNEN

Het Vaderland, 18 november 1887 (geraadpleegd via Delpher, www.delpher.nl

Simon Carmiggelt:

  • Carmiggelt over Cohen (2013)

Alexander Cohen:

  • Tijdschrift De Paradox (1897-1898)
  • Uitingen van een reactionair (1929)
  • In opstand (1932)
  • Van anarchist tot monarchist (1936)
  • Uiterst links. Journalistiek werk 1887-1896 (1980)
  • Uiterst rechts. Journalistiek werk 1906-1920 (1981)
  • Brieven 1888-1961 (1997) 

In opstand, Van anarchist tot monarchist, en Uiterst links zijn te lezen op De Digitale Bibliotheek der Nederlandse Letteren (www.dbnl.org). De citaten uit het werk van Cohen zijn ook geraadpleegd via DBNL/KB.

Hans Pars en Roel Wuite:

  • “Verlost” te Den Haag; Ferdinand Domela Nieuwenhuis anderhalve eeuw na zijn geboortejaar herdacht

Ronald Spoor: 

  • Geen spotblad maar een bijtblad. De Paradox van Alexander Cohen (!996)
  • Alexander Cohen in Londen en Den Haag (1983).

Beide publicaties zijn te lezen op De Digitale Bibliotheek der Nederlandse Letteren (www.dbnl.org). 

W.H. Vliegen:

  • Mijn herinneringen als typograaf (1936)

Deze publicatie is te lezen op Delpher (www.delpher.nl ).

Op www.dbnl.nl (de digitale bibliotheek der Nederlandse letteren) is veel te vinden van en over Alexander Cohen. 

De tekening van Alexander Cohen is van Kees van Dongen. Foto’s van Alexander Cohen, van Alexander Cohen en Kaya Batut, van drukkerij Excelsior en van de poster van De Paradox zijn afkomstig uit de collectie van het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis Amsterdam (www.iisg.amsterdam).