“Weet jij wat loksen is?”, vroeg de vrouw naast me zonder op te kijken. Een minuut of vijf geleden was ze in de koffietent naast me aangeschoven. Ze had een bakkie besteld en zonder dat ze suiker in d’r koffie deed, zat ze toch onafgebroken in het kopje te roeren.
“Ik lig op ’t grind”, ging ze al roerende verder, “maar ik moet eraf van de woningbouwvereniging. Ik lig d’r al vanaf m’n veertiende en mét vergunning! Die vergunning is nog van m’n vader geweest. Van hem heb ik ook de fijne kneepjes geleerd. Eerst je schuif opentrekken, rustig wachten en op het juiste moment de beste gooien, dus geen gehaktballen. Schuif weer dicht, donkerhokje open en dan duiken. Geloof me, dat is dè manier om ze het snelst achter de drengels te krijgen.”
“Nog een bakkie tante Til?” Goof, de koffiebaas tapte, zonder haar antwoord af te wachten, een vers bakkie. Hij kwam achter z’n counter vandaan en zette ’t voor haar op de tafel. “Gaat ’t wel goed met je, tante Til? Je hebt je eerste bakkie nog niet eens leeg. Sterker nog, volgens mij heb je nog geen slok genomen!”
Tante Til stopte met roeren, keek omhoog en zei: “Verdorie Goof, dat kunnen ze toch niet maken. Die beesten zijn m’n lust en m’n leven! Waarom denk je dat ik nog zo fit ben?”
Goof haalde zijn schouders op.
“Dat komt”, ging ze verder, “omdat ik wel tien keer per dag ‘t laddertje op- en af ga en de halve dag sta te loksen. Kijk, dat de daken vernieuwd moeten worden, okay. Maar dat kunnen ze toch ook wel óm m’n duiventil heen doen? Desnoods laat ik ‘m voor een paar dagen weghalen. M’n beestjes kan ik best een weekje, als ’t moet, ergens anders onderbrengen.
Maar nee, zeggen die klojo’s van de woningbouw, die duiventil gaat eraf en mag niet meer terug! Punt uit!
Zonder m’n duiven heeft het leven voor mij geen zin meer!”
Ze trok het verse kopje koffie naar haar toe, waarin ze meteen begon te roeren, en mompelde: “Verdomme Goof, ‘t zijn wel me kínderen!”